Er is naar mijn mening nauwelijks nog een organisatie denkbaar waar medewerkers niet getraind worden op feedback geven, geweldloos communiceren en respectvol samenwerken. Dit alles om de communicatie onderling en naar buiten beschaafd en daarmee effectief te houden.
De beroepsbeoefenaar
Artsen, agenten en accountants: iedere beroepsgroep krijgt in de opleiding al communicatieve vaardigheden aangeboden. Eenmaal aan het werk worden er vele potjes met scholingsgeld besteed aan het leren uiten van ongenoegen in ‘een ik-boodschap’ of het verpakken van kritiek tussen twee complimenten volgens de zogenaamde ‘sandwich-methode’. En dat is natuurlijk hartstikke goed: weinig kan je dag immers zo verzieken als de norse leidinggevende die – zonder je aan te kijken – een rapport vol rode uitroeptekens in de kantlijn op je bureau smijt met de mededeling ‘dit is niks’. Een goede tweede in deze lijst is de arts die tegen een coassistent praat over jouw te onderzoeken lichaamsdeel, alsof je er zelf niet bij bent.
Het echtpaar
De werknemer c.q. de collega zal dan ook ongetwijfeld communicatief steeds vaardiger worden. Zo niet de privépersoon. Geen wonder: je hebt op een dag maar een beperkte hoeveelheid energie om je aan allerhande sociale regels te houden. Het houdt een keer op. En dat is dus thuis en in het weekend. Zo blafte onlangs een man in een warenhuis tegen zijn vrouw, die met haar armen vol vershoudbakjes aan kwam zetten: “Waarom heb je er geen acht?! Je hebt er vier! Wie pakt er nou maar vier? Je kunt er toch acht pakken?” (Overigens een redenering waar van alles op aan te merken valt, maar dat terzijde.) De vrouw verdedigde zich verbouwereerd: “Er zitten toch twee bakjes in een verpakking?” “Nee!”, tierde de man verder: lees dan! Kijk dan!” Voor hij nog meer commando’s kon serveren was de vrouw, inwendig vloekend, alweer terug gelopen om nog eens vier bakjes te pakken. Zwijgend liepen ze achter elkaar aan naar de kassa.
De ouders
Een ander voorbeeld, enige weken geleden op het station. Een jong stel met een dochtertje van een jaar of vier wilde inchecken. De man ging voor en opende met zijn ov-kaart de toegangspoortjes. Het dochtertje rende enthousiast achter hem aan, maar niet snel genoeg. De poortjes klapten snoeihard in haar snoet. Het tafereel oogde ontzettend pijnlijk. De vader werd echter woest, en wel op de moeder van het meisje. “Dit is natuurlijk weer mijn schuld he? Dat ga jij nu zeggen. Want dat zeg je altijd, alles is altijd mijn schuld.” De moeder begroef haar nijdige blik in het haar van haar huilende dochter. Ze had haar armen troostend om het kind heen geslagen, maar richtte weinig subtiel haar middelvinger op naar de vader.
De hondenbezitter
Om tot slot niet de suggestie te wekken dat dergelijke onredelijkheden vooral gedaan worden door mannen en binnen relaties, een laatste voorbeeld uit het park. Een skater werd achterna gezeten door een hond: stuiterend van opwinding stormde het beestje richting de rollende wielen. Blaffend danste hij om de benen van de geschrokken skater, de bazin was zo’n dertig meter achterop geraakt. “Niet om het een of ander”, begon de skater, “maar…”. Hier was de bazin op voorbereid: ze had blijkbaar vaker met dit bijltje gehakt. Ze schraapte haar keel eens flink en ging los. “Het is een losloopgebied! Je moet ook niet gaan rolschaatsen in een losloopgebied, gek! En hij doet niks! Of wel soms? Nou? Nou?”
En nog een keer de beroepsbeoefenaar
Zoals gezegd: het is natuurlijk geen doen om je ook nog eens in privétijd van je beste kant te laten zien, als je op je werk aldoor zo keurig afgericht aan het ‘feedbacken’ bent. Maar echt gezellig wordt het er al recreërend ook niet op. Hoe dit op te lossen? Misschien kunnen mensen in hun eigen tijd wat meer doen alsof ze aan het werk zijn? Immers: de meeste werknemers besteden op hun werk ook aardig wat tijd aan privékwesties, dus dat houdt de boel in evenwicht? Deze oplossing indachtig, overtuigde ik mezelf ervan dat de samenleving heus niet per se aan het verloederen en verhufteren is. Opgelucht en vol vertrouwen in de mensheid deed ik boodschappen. Ik vroeg aan de caissière of ze ging sluiten (ze had als enige geen klanten, terwijl de rijen bij haar collega’s tot aan het magazijn stonden), luidde haar felle antwoord: “Je kunt toch kijken? Er staat toch zeker geen bordje met ‘gesloten’?” Een betere wereld begint weliswaar bij de beroepsbeoefenaar. Maar sommigen moeten daar nog een beetje extra op oefenen.
ilse
© snolite 2018