I
De kruinen van de rijen Acers Rubrum ‘Red sunset’ aan weerskanten van het fietspad ontmoeten elkaar boven het midden van de weg en lijken, met de zon die ervan bovenop doorheen schijnt, op de binnenkant van een enorme langgerekte lampion. Maar als je depressief bent, lijkt de binnenkant van diezelfde lampion nog het meest op de slokdarm van een haai, die zonder zichtbare overgang in de verte overgaat in de maag waar onherroepelijk een nare doodsstrijd eindigt.
II
Op het schoolplein hangt het rechthoekige schaduwdoek nog met één punt aan een paal. De andere drie punten liggen slap door elkaar in het zand eronder. Wat een beetje wind al niet voor elkaar kan krijgen. Drie lege palen kijken toe alsof zíj er niets aan kunnen doen, maar wat deden ze wél om vast te houden aan hun punt?
III
De wilgen langs de sloot hebben weer een strakke coupe. Het hoveniersbedrijf legde de afgeknipte lokken langs de sloot. Een ander gespecialiseerd bedrijf zou ze daar komen weghalen. Maar niet dezelfde dag. Intussen hebben onvolwassenen de helft van het haar in de sloot gegooid. Nu zijn er andere specialisten nodig om het daar weer uit te krijgen.
IV
Een klein meisje laat vol trots een gevonden lieveheersbeestje zien aan een man. Die weet niet of je nog wel met kleine meisjes mag praten. Hij geeft zichzelf het voordeel van de twijfel.
V
In het pas aangelegde grasveldje met twee wipkippen en een hufterproof hangmat zijn wel tien molshopen gegroeid. Hoeveel hopen maakt een mol? De hond besprenkelt iedere nieuwe hoop. Jammer dat hij niet kan tellen, want binnenkort is het mollentelweek. Wie ziet eigenlijk ooit een levende mol?
VI
Een vijftal witte zwanen whoop-whoopt laag over. Ze hebben uiteindelijk weer nipt gewonnen van de zwaartekracht in het kleine meertje. Alleen al vanwege die strijd moet hun reis haast wel noodzakelijk zijn. Zij kunnen de bordjes met ‘Corona, blijf thuis’ ook niet lezen. De cockpit van een zwaan zit een behoorlijk eind van de rest van de zwaan vandaan. In een bocht ziet een zwaan zijn eigen vliegtuig dus van opzij.
VII
De zwanen zijn terug in het meertje. Er zwemmen er vandaag veertien majesteitelijk bij elkaar. Zwanen zijn makkelijk te tellen. Misschien doen we het daarom niet. Het appelleert niet aan ons jagersinstinct. Zwanen lijken vaak chagrijning. Behalve misschien als ze vliegen. Er worden vaker mensen door een zwaan achterna gezeten dan door een mol. Misschien wordt een mol chagrijnig als hij z’n kop stoot tegen de onderkant van het fietspad.
ton © snolite 2021