Vroeger had hij altijd moeite met het idee van reïncarnatie. Volgens hem kon dat alleen werken als het aanbod aan geestelijke kant groter was dan de leegstand aan lichamelijke kant. Zo niet, dan liepen er lichamen rond zonder ‘chauffeur’. Dat vond hij een tamelijk griezelige gedachte, maar toen hij wat ouder was, constateerde hij dat er eigenlijk best veel van dat soort zelfrijdende lijven rondliepen op deze wereld.
Tegelijkertijd zag hij ook problemen in geval van krapte van het aanbod aan lichamelijke kant. Had je dan als ziel te maken met wachtlijsten en moest je in je wanhoop dan een ongewenst, ongeschikt en onbewoonbaar lichaam accepteren om maar ‘onder de pannen’ te zijn? Niets voor hem. Dan bood de oplossing van terugkeren in dieren nog wel een sympathieke uitweg. Daar waren er genoeg van. Misschien kon je dan zelfs je eigen dierenlijf kiezen, of in ieder geval een voorkeur aangeven.
Het wedergeboortegebeuren benauwde hem ook een beetje. Naast alle nieuwe kansen die je op deze manier kreeg, kwamen er natuurlijk ook weer de bekende uitdagingen. Daar zag hij tegenop. Want, wat als het je niet lukte daarmee in je huidige leven te dealen? Wie garandeerde dan dat het een volgende keer wel lukte? Zo had hij z’n hele leven al last van paniekaanvallen. Het lukte hem maar matig om die beheersen. Hij moest er niet aan denken om die demonen in een volgend leven weer van voren af aan te moeten bevechten.
Voorzichtig aait hij de kat die bij hem op schoot ligt. Die heeft negen levens en er dus nog een aantal te gaan voordat ze weer moet verkassen. Gelukkig maar, want ze zijn al zó lang samen. 65 jaar om precies te zijn. ‘Zal ik een bakkie voor ons maken, liefje? ‘, vraagt hij. De kat knikt. Voorzichtig legt hij haar naast zich op de bank, staat op en schuifelt naar de keuken. Zij kijkt hem na. Háár vent.
ton © snolite 2020