Het lampje van de oven was stuk. Al bijna 11 jaar. Toen het stuk ging, woonden ze nog maar een paar maanden in hun nieuwe huis met nieuwe keuken. Best onhandig; je zag helemaal niet wat er in de oven gebeurde. Hij had geprobeerd het lampje te vervangen maar dat bleek niet net zo eenvoudig als het vervangen van een lamp in een schemerlamp. Dat was zijn specialiteit. Hij zou bellen naar de keukenleverancier want er zat nog garantie op. Volgens zijn vrouw. In de maanden daarna was hij wel twintig keer van plan geweest halverwege een telefoontje naar de keukenboer te zijn. Maar om de een of andere reden kwam er iedere keer iets tussen. Of hij vergat het.
Na een tijdje werd de oven er definitief eentje zonder verlichting. Als je wilde kijken of een pizza al klaar was, de taart al bruin of de zoete aardappelfriet knapperig, deed je het deurtje open, keek naar binnen of prikte met een satéprikker in de taart en deed het deurtje vlug weer dicht. Simpel. Zo’n lampje werd zwaar overschat, vond hij. Zijn vrouw dacht daar toch anders over. Regelmatig kwam ze terug op de onvolkomen oven. Dan moest er iets aan gebeuren. Of ze wilde een andere oven. Een ander huis. Hij bromde dan wat en meestal werd het na een paar dagen weer rustig.
Hij en de oven hadden wel iets gemeen. Ook bij hem had zijn vrouw, toen hij nog nieuw en in de garantieperiode zat, een aantal onvolkomenheden ontdekt. Zo kon hij verschrikkelijk vloeken als er dingen mis gingen. Als er bijvoorbeeld een glas wijn tijdens het eten omviel en er breidde zich een grote rode vlek over het tafellaken uit waarna de wijn begon te druppen tussen de planken van de steigerhouten tafel door, waren zijn ‘godverdegodverdegodvers’ niet van de lucht. Zelf zag hij dat als een manier om zichzelf te motiveren het probleem zo snel mogelijk te verhelpen, maar zijn vrouw ergerde zich er mateloos aan. Ze had hem eerst gevraagd en later opgedragen te veranderen en met dat vloeken op te houden. Hij had braaf net zo vaak beloofd om daar z’n best voor te doen, maar om de een of andere reden lukt het hem niet dat ook echt voor elkaar te boksen.
En nu had ze weer gezegd dat hij moest veranderen en was hij chagrijnig geworden. Had gezegd dat ze er maar aan moest wennen dat hij zo was. Toen had hij een een vochtig oog gezien. Dat vond ie moeilijk: een vrouw die huilde om wat hij gezegd of gedaan had. Hij wilde alleen maar geaccepteerd worden ondanks wie hij was, niet moeten veranderen om wie hij was. Dat vroeg hij ook niet van haar. Misschien moest hij haar bloemen geven. Dat kwam er nooit van, maar ze hield er wel van. Dan zou alles weer goed zijn.
ton © snolite 2019