Over leven

Ik was mijn handen voor de tigste keer met een glopje handzeep van de Jumbo. De flacon met het handpompje bij de wasbak is bijna leeg. Twee navulflacons van een liter staan te trappelen in de berging. Als ze te lang stilstaan, wordt de inhoud gelig.
Mijn gezicht is niet van staal. Zelden staat het stil. Een mondkapje snapt dat niet; dat blijft hangen waar het begon, ook al is je gezicht inmiddels ergens anders. Om een mondkapje te herplaatsen, heb je wel 21 vieze vingers nodig. Met een dettoldoekje poets je die vieze vingers zo weer van je gezicht. Dan wordt het rood en doet het zeer of het gaat jeuken. Koorts is erger.
In het begin kon je het virus bijna zien. Nu zijn onze ogen eraan gewend en valt het minder op. We kijken elkaar wel vaker in de ogen dan eerst. Ogen zeggen veel. We luisteren ook beter naar anderen als we hun lippen niet meer kunnen lezen.
We roepen wel steeds harder; de virusontkenners het hardst. Voor eigen belang en zonder verantwoordelijkheid is het altijd makkelijk roepen. De waarheid op z’n smalst. En straks, als Covid is verslagen? Gaat de geest dan wel weer in de fles? Ach, geef ze brood en spelen, Juvenalis zei het al, dan blijven ze tevreden kleven in hun eigen vliegenval.

ton        © snolite 2021

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *