Zij, ze, hun, hen
In het Nederlands hebben we een aantal persoonlijke voornaamwoorden waartussen het soms lastig kiezen is: zij, ze, hun en hen.
Om op de snelste manier de juiste variant te kunnen kiezen is het handig als je nog een beetje kunt ontleden:
- Onderwerp is altijd zij of ze:
Zij/ze lopen in het bos - Meewerkend voorwerp is altijd hun:
Ik geef hun een compliment. - Lijdend voorwerp is altijd hen:
Ik heb hen gezien - Maar na een voorzetsel is het altijd hen:
Ik vertel het aan hen
Ik loop tussen hen in - Als je twijfelt (over je ontleedkunst), kun je altijd ze gebruiken:
Ik heb het ze gegeven
Ik heb ze gezien
Ik heb over ze gedroomd
Tot slot:
Het bezittelijk voornaamwoord is altijd hun:
Dat is hun haan
Voorspelling: Over 10 jaar gebruiken we alleen nog maar ze; dat is veel duidelijker en makkelijker. Tot die tijd: veel sterkte!